Onderzoek

Tijdens het programma Man 2.0 keek de Radboud Universiteit Nijmegen mee. De universiteit onderzocht van januari 2011 tot december 2013 hoe hoe de projecten bij de 23 projectorganisaties in de praktijk werden uitgevoerd. De onderzoekers wilden inzicht krijgen in welke manieren van het ‘vinden en binden’ van deze groep mannen aan de initiatieven, succesvol zijn. 


Het onderzoek ‘Man 2.0 in uitvoering; onderzoek naar Nederlandse projecten gericht op de participatie en emancipatie van laagopgeleide sociaal-geïsoleerde mannen’ biedt belangrijke informatie voor professionals die overwegen met deze doelgroep te gaan werken en soortgelijke projecten op te zetten. Op deze pagina delen we de belangrijkste bevindingen. Het volledige rapport is als pdf te downloaden.

Lees hier een interview met Mieke Verloo, Hoogleraar Vergelijkende Politicologie en Ongelijkheidsvraagstukken verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen


Wat kenmerkt de mannen die meededen aan Man 2.0?

  • Zij hebben weinig scholing gehad.
  • Zij zijn in zekere zin geïsoleerd.
  • Zij zijn veelal werkloos en ervaren thuis zitten als een probleem.
  • De mannen die aan de vaderprojecten meedoen, hebben vaker een gezin en sociale contacten buitenshuis. Een aantal heeft een baan.
  • Zij hebben veel tegenslagen gekend in de vorm van verlies van werk, lichamelijke of psychische aandoeningen, gebroken relaties, schuldenproblematiek en nare ervaringen in de jeugd.
  • Migrantenmannen die meededen hebben daarbij vaak te maken met taalbarrières, discriminatie, tijdelijk gebroken gezinnen in het migratieverleden en soms vluchttrauma’s.

 

Doel 1

Een van de doelen van Man 2.0 was het bevorderen van maatschappelijke participatie.

Op weg naar participatie  
Een excursie of een snuffelstage voor vrijwilligerswerk leidde ertoe dat de mannen weer contact kregen met anderen. Voor de mannen werkte het tegelijkertijd als empowerment en de desbetreffende organisaties leerden iets over de doelgroep. Dit verkleinde de kloof tussen de mannen en de betrokken organisaties. Zij kregen meer oog voor de mannen uit de doelgroep.

Een groot aantal mannen is vrijwilligerswerk gaan doen.

 

Doel 2

Een ander doel tijdens het programma was het bevorderen van emancipatie in de zin van doorbreking van traditionele rolpatronen en normen binnen relatie, gezin en familie.

Vaderbetrokkenheid
Voor de rol van de man als vader is uitdrukkelijke aandacht, met name bij projecten met migrantenmannen als doelgroep. Vaders werden gestimuleerd om hun betrokkenheid bij het gezin te vergroten. Werken aan vaderbetrokkenheid op deze wijze past in de brede betekenis van emancipatie. Maar heeft daarmee niet zozeer gendergelijkheid als doel. Volgens de deelnemende organisaties sloot deze werkwijze echter beter aan bij de behoeften van de deelnemende mannen. Aansluiten bij hun leefwereld, vergrootte ook de kans op een succesvol project.  

Op het gebied van vaderschap was bij enkele deelnemers een duidelijk vergrote betrokkenheid te zien bij de opvoeding van de kinderen, en meer kennis over opvoeden.

 

Doel 3

Het laatste doel van Man 2.0 was het stimuleren van reflectie op eigen identiteitsbeleving/zelfbeeld/gedrag van mannen, met als doel persoonlijke ontwikkeling en zelfbewustzijn/zelfbewustwording.

Mannen hervinden hun eigenwaarde
Wat het onderzoek duidelijk maakt, is dat een groot deel van deze mannen weer actief wordt. Deelname aan het project maakt een verschil in hun levens, het biedt structuur. Zij hervinden hun eigenwaarde, pakken hun problemen aan, komen weer in contact met andere mensen en maken plannen voor de toekomst.

Maar niet voor iedereen gelden deze positieve veranderingen. Een deel van de mannen haakt af, of valt terug. Van de 35 geïnterviewde mannen voelt het overgrote deel zich echter beter en sterker. Zij richten zich weer op de toekomst. Opvallend is dat de mannen, ongeacht hun positie, het vermogen hebben te reflecteren op hun eigen situatie.

 

Vertrekpunten

Voor de helft van de projecten is persoonlijke ontwikkeling en het doorbreken van non-participatie het uitgangspunt. Dat blijkt uit de analyse van de oorspronkelijke projectplannen. In bijna de helft van de projecten vormden emancipatie en participatie van mannen in het gezin een belangrijk vertrekpunt, met name rond de kwestie van (de verdeling van) arbeid en zorg. Het genderperspectief lijkt daarmee sterk verankerd in het programma, hoewel ‘smal’.

 

Doen, leren, praten

Er zijn grofweg drie soorten projecten te onderscheiden: activerings-, vaderschap-, en bewustwordingsprojecten. Hierbij werden zowel bestaande als nieuwe methodieken toegepast.
Centraal stonden drie werkwoorden: doen, leren en praten. Uit het onderzoek blijkt dat deze combinatie een goede ingang biedt bij de doelgroep. De deelnemende  organisaties hanteerden een laagdrempelige aanpak. Mannen werden op een positieve en empathische manier benaderd. De houding van de professionals leidde ertoe dat de deelnemers zich ook aangesproken voelden.

 

Methodieken van vinden en binden: wat werkt in de praktijk?

Het vinden en binden van laagopgeleide, sociaal geïsoleerde mannen – een moeilijk bereikbare groep – vergde veel inspanningen van de projectuitvoerders. Er werd dan ook veel gebruik gemaakt van een ‘outreachende’  manier van werven, maar ook van bestaande contacten binnen de organisatie en van het netwerk van de professionals.

Hoewel veel organisaties een deel van de doelgroep al kenden, bleef er ook een deel over dat moest worden geworven. Van de benaderde mannen besloot een aantal niet mee te doen. In die zin moet er rekening mee worden gehouden dat in de projecten vooral de zogenaamde ‘topdogs onder de groep underdogs’ zijn bereikt.

Projecten die zich focussen op een specifiek onderwerp, zoals vaderschap, of specifieke groepen aanspreken, vergroten de kans op succes in termen van binden en vergroten daarnaast de impact. Deelnemers voelden zich dan, zonder het gevaar van stigmatisering, vrijer om hun ervaringen te delen. Bijvoorbeeld op het gebied van schulden, zich uitgerangeerd voelen of hun migratiegeschiedenis.

 

Combineren van typen groepen succesvol

Binnen de projecten wordt met drie typen groepen gewerkt:

  • Vaste groepen.
  • Open instroomgroepen.
  • Wisselende groepen deelnemers, die meededen aan eenmalige activiteiten, georganiseerd binnen het project.

Intensiever en diepgaander werken aan emancipatie en participatie is het voordeel van werken met vaste groepen. Maar het bereik is kleiner. Met eenmalige activiteiten kan, bij een intensieve werving, een bredere verspreiding van aandacht voor deze thema’s worden bewerkstelligd.

Combinaties van typen groepen bleken ook succesvol in het werven van deelnemers. Periodieke intensieve wervingsperioden zijn vooral bevorderlijk voor het bereiken van een groter aantal deelnemers. Voor de binding is het van belang te kunnen nabellen, of in geval van afwezigheid van een deelnemer, huisbezoeken af te kunnen leggen. Het creëren van een vertrouwensband is hiervoor essentieel.

 

Hoge inzet professionals

De manier van vinden en binden blijkt van grote invloed te zijn op het bereik van mannen, die in aanmerking komen voor deelname aan het project. Professionals zetten daarom zeer hoog in op dit vinden en binden. Bij projecten waar intensief en op verschillende manieren werd geworven, vormden zich stabiele groepen. Ook de eenmalige losse bijeenkomsten hadden een groot bereik. Toch vond ook uitval plaats in de groepen. Dit lijkt onlosmakelijk te zijn verbonden met de complexe situatie van de mannen.

Belangrijk is een grote variatie in wervingstechnieken, waarbij periodiek intensief wordt geworven. Professionals moeten in staat zijn om een vertrouwensband op te bouwen met de deelnemer, zodat hij/zij vrijelijk contact kan opnemen bij afwezigheid, of voor aanvang van een bijeenkomst.

 

Conclusie

Het onderzoek toont aan dat een combinatie van doelen goed werkt. Zoals het combineren van het minder aansprekende doel gendergelijkheid, met activering en vaderbetrokkenheid. Deze mix werkt bevorderlijk voor het vinden en binden van deelnemers.

Bovendien blijkt het ontwikkelingsprogramma Man 2.0 een goede basis voor het creëren van een visie op mannenemancipatie, met meer ruimte voor gendergelijkheid.

Veel mannen profiteren van deelname aan de projecten, waarbij de combinatie  van groepswerk met individuele hulpverlening/coaching goed werkt. Dit pleit voor een continuering van projecten gericht op sociaal geïsoleerde mannen. Het onder de aandacht houden van de problemen rondom sociale isolatie is dan ook belangrijk. Daarnaast verdient emancipatie op het gebied van de relatie met de partner meer aandacht.

Het Oranje Fonds-programma Man 2.0 bracht mannen in beeld die anders onzichtbaar waren gebleven. Het gaf inzicht in de denk- en leefwijze van mannen op verschillende niveaus. Mannen die in een sociaal isolement leefden, maar ook werkende vaders met opvoedingsvragen. De deelnemende mannen blijken in de praktijk bereid aan zichzelf te werken, hun situatie te veranderen en nieuwe dingen te leren.

 

Verscherpte focus op emancipatiedoelstelling

De rol van de partner en genderverhoudingen kwamen beduidend minder aan bod. Deels hing dit samen met de brede formulering van de doelen door het Oranje Fonds. Hierdoor ontstond enerzijds ruimte voor het bieden van maatwerk vanuit het perspectief van de deelnemers; anderzijds leidde dit tot het verwateren of ondersneeuwen van het emancipatiedoel (in de zin van gendergelijkheid). De focus lag hoofdzakelijk op: werk en toegang tot werk vanuit de vaardigheden van de mannen, vrijwilligerswerk en vaderschap vanuit de gedachte een tekort of een achterstand te moeten inhalen. De verlenging van het programma met een jaar leidde echter wel tot een verscherpte focus op de emancipatiedoelstelling. Daardoor werden kleine uitbreidingen en emancipatie-elementen aan de bestaande projecten toegevoegd.

 

Extra initiatieven

Door de verlenging met een derde jaar zijn meer deelnemers bereikt, met name zeer gemarginaliseerde mannen. Ook leidde het derde jaar tot extra initiatieven op het gebied van rolpatronen in het gezin, en het werken aan gendergelijkheid. De bereikte mannen kwamen in beweging. De langere looptijd komt de overdraagbaarheid ten goede, en biedt daardoor ook meer kansen voor een meer structurele aanpak voorbij de looptijd van de projecten.

 

De basis van het onderzoek

  • Frame-analyse uitgevoerd op de programmabeschrijving van Man 2.0 en de 23 origineel geselecteerde projectplannen. Een frame-analyse is een systematische manier om problematiseringen, doelstellingen en oplossingsrichtingen die expliciet en impliciet in teksten zijn vervat naar boven te halen om vervolgens verschillende teksten met elkaar te kunnen vergelijken.      
  • Documentenanalyse van projectplannen en andere teksten (zoals folders voor potentiële deelnemers en rapportages aan het Oranje Fonds) geproduceerd door de 23 organisaties tijdens de looptijd van het programma.
  • In totaal zijn 64 interviews met 41 verschillende professionals gehouden, verdeeld over drie jaarlijkse rondes.
  • Er zijn 103 observaties gedaan van activiteiten van  22 projecten in 15 plaatsen in Nederland, zowel in grote steden als in kleinere plaatsen.
  • Het perspectief van de mannen komt in beeld door een serie van 35 interviews met deelnemers, waarin hun levensverhalen zijn opgetekend.

 

Begrippen ‘Participatie’ en ‘Emancipatie’

Participatie is meedoen in en actief betrokken zijn bij de samenleving.
In het onderzoek ‘Man 2.0 in uitvoering’ worden drie betekenissen van emancipatie onderscheiden:

  1. Emancipatie als het versterken van iemands houding en positie in de samenleving. Een opvatting die vaak wordt toegepast in het welzijnswerk en ook wel wordt aangeduid als empowerment.
  2. Genderspecifieke aanpak: Volgens deze betekenis vereist werken met mannen een specifieke aanpak, die anders is dan een aanpak voor vrouwen. Daarbij wordt uitgegaan van essentiële verschillen tussen mannen en vrouwen, of die verschillen nu als ‘natuurlijk’ worden gezien, of juist het gevolg zijn van sociale processen.
  3. Emancipatie kan ook worden begrepen in relatie tot gendergelijkheid. Dan gaat de aandacht vooral uit naar machtsverschillen tussen mannen en vrouwen, en de implicaties hiervan voor (on)gelijkheid.